Nadat Japan op 15 augustus 1945 capituleert ontstaat er een machtsvacuüm in voormalig Nederlands-Indië. In deze situatie roepen Indonesische nationalisten 2 dagen later, op 17 augustus 1945, bij monde van Soekarno de onafhankelijkheid van Indonesië uit.
De proclamatie blijkt later het startsein van de bloedige Bersiap, waarin Indonesische (para)militaire organisaties en bendes dood en verderf zaaien onder aanvankelijk met name niet-Indonesiërs in voormalig Nederlands-Indië.
Het exacte aantal Nederlandse (burger)slachtoffers dat tijdens de Bersiap is vermoord is tot op de dag van vandaag onduidelijk. De schattingen variëren tussen de 5.000 en 30.000 doden en 15.000 vermisten. Ook Chinezen, Molukkers en andere bevolkingsgroepen worden slachtoffer, al is onduidelijk hoeveel.
Het was tegen deze achtergrond dat Nederland in 1947 besloot om de Krijgsmacht grootschalig in te zetten – ook wel eufemistisch bekend als de Politionele Acties – en zo de “rust en orde te herstellen”. Tussen 1945 en 1962 sneuvelen daarbij in totaal nog zo’n 6.300 militairen.
Uiteindelijk moet Nederland onder grote internationale druk Nederlands-Indië afstaan. Op 27 december 1949 vindt de soevereiniteitsoverdacht plaats, waarmee een einde komt aan het Nederlandse koloniale bewind in de Indische archipel. Alleen Nederlands-Nieuw-Guinea blijft tot 1962 in Nederlandse handen.
Het Indonesische geweld leidt tot gedwongen repatriëring en wereldwijde diaspora van Indische Nederlanders. Ook na de onafhankelijkheid is Indonesië lange tijd vijandig richting Nederland, met als dieptepunt Zwarte Sinterklaas waarop achtergebleven Nederlanders “staatsgevaarlijk” worden verklaard.
Zie ook: Bersiap en Tweede Wereldoorlog.