OPINIE (29 mei 2021) – Het onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands Oost-Indië moet begin volgend jaar zijn uitkomst krijgen. Dan presenteren het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies hun definitieve bevindingen.
Het gezamenlijke onderzoek onder de titel: ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1949’ is gestart in 2017 en heeft ruim vier miljoen euro gekost. Covid heeft de einddatum met bijna een jaar vertraagd. Maar zoveel is al zeker: met de presentatie van het eindresultaat zal aan de discussie over deze periode geen einde komen. Die discussie is onlangs weer aangewakkerd door de publicatie van ‘enkele uitgangspunten van het onderzoeksprogramma´.
Onder de titel ‘Veelstemmigheid en multiperspectiviteit’ stelt het NIOD in deze op de valreep uitgebrachte beginselverklaring dat: ‘Als je de geschiedenis wilt begrijpen, dan zal je je moeten verplaatsen in de historische personen: hoe zagen zij de wereld, wat vonden ze belangrijk, waarom deden ze wat ze deden?
De noodzaak om je te verdiepen in verschillende perspectieven is des te dwingender, wanneer het gaat om perioden van kolonialisme, oorlog en geweld: die zijn immers vaak het gevolg van botsende opvattingen, belangen en machtsposities. Kortom, het zoeken naar verschillende perspectieven is nodig om het verleden te begrijpen.’
Voor hierop in te gaan, is het goed om eerst even te kijken naar de formulering van het onderzoeksonderwerp: ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1949’. Let op, er staat Indonesië en niet Nederlands-Indië. Het NIOD kiest hiermee impliciet voor het Indonesische perspectief. Het laat immers het bestaan van de staat Indonesië beginnen in 1945, vier jaar voor de soevereiniteitsoverdracht.
Het NIOD kiest dus niet voor ‘verschillende’ perspectieven om de dekolonisatie periode te begrijpen, maar voor het perspectief van de toenmalige vijand van Nederland als leidraad ‘om het verleden te begrijpen’. Daar is niks op tegen, maar het is interessant te weten waarom het NIOD voor dit perspectief kiest, het legt deze keuze echter niet uit.
Uiteraard is het belangrijk om bij de studie van een conflict kennis te nemen van de toen vigerende ‘botsende opvattingen, belangen en machtsposities’. Maar is ieder perspectief daarbinnen evenwaardig aan enig andere? Komt het koloniale, Nederlandse perspectief naast het Indonesische, nationalistische perspectief te staan? Bestaan er in de ogen van het NIOD alleen verschillende opvattingen van ‘waarheid’? Wel, deze relativering gaat het NIOD net weer te ver. Het NIOD stelt:
“De opvatting dat de uitkomsten van het historische onderzoek niet absoluut ‘waar’ kunnen zijn, geeft de historicus geen vrijbrief zich over te geven aan willekeur en fantasie. Integendeel, het besef dat het hier om al dan niet overtuigende interpretaties gaat, dwingt tot een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze”.
Interessant, maar wie bepaalt welke interpretatie overtuigend is, en overtuigend voor wie? De keuze voor het bestaan van de staat Indonesia in 1945 is in ieder geval niet – laat staan overtuigend – onderbouwd.
Uitgangspunt van het NIOD is dat: ‘feiten (..) in interpretaties niet op zichzelf staan, maar eerder daarbinnen (binnen het geheel van die interpretaties neem ik aan HM) – door hun samenhang – betekenis krijgen dan dat ze aan de basis daarvan staan’. Te hopen valt dat het taalgebruik van de individuele onderzoekers minder obscurantistisch is. Want begrijpen wat er staat valt niet mee en roept meer vragen op dan dat het verheldert.
Het NIOD zegt dat binnen de interpretatie van ‘samenhangende’ feiten die feiten pas een betekenis krijgen. Feiten staan volgens het NIOD niet aan de basis van die interpretaties. Maar, vraagt de lezer zich af, ligt in de keuze van die feiten, die in of door de interpretatie ervan een samenhang moeten krijgen, niet al een interpretatie besloten?
Hoe kijkt met dit in het achterhoofd het NIOD aan tegen misschien wel de belangrijkste periode van de dekolonisatie, de Bersiap? Welnu dat doet het door een ‘herconceptualisering van de Bersiap’, die (wordt) ‘niet langer (gezien) als aanduiding van een periode waarin in de Nederlandse historiografie vooral Nederlandse en Indische Nederlanders slachtoffers waren van Indonesische gewelddadigheden, of, nog sterker, als slachtoffers van een etnisch-gemotiveerde strijd, maar als tijdvak waarin ook Japanse, Chinese, Indonesische, Brits-(Indisch)e en andere bevolkingsgroepen slachtoffer werden van Indonesische geweld, als al dan niet vermeende tegenstander van de Republiek Indonesië.’
Dit is een typische stropop-redenering. Het NIOD suggereert dat in de Nederlandse historiografie vooral (Indische) Nederlanders als slachtoffer van de Bersiap zijn afgeschilderd. Maar als we alleen al kijken naar de Nederlandse rechtvaardiging om troepen te sturen, dan blijkt dat die troepen van meet af aan is voorgehouden dat zij ook de inheemse bevolking moeten te beschermen tegen Indonesische ‘extremisten’. En nergens in de mij bekende Nederlandse historiografie gaan auteurs voorbij aan de ontelbare slachtoffers van deze ‘extremisten’ onder Molukkers, Depokkers, Chinezen en Menadonezen, evenals die onder de inheemse van spionage verdachte bevolking.
Die ‘herconceptualisering’ van de Bersiap is absoluut een apart grootschalig onderzoek waard. Het zou interessant zijn te weten wat de perspectieven zijn geweest van de diverse dadergroepen. Spelen bij de haat van Indonesische jongeren tegen Japanners andere perspectieven een rol dan bij de onderliggende haat bij de gruweldaden die Javaanse laskars, rampokkers en pemoeda’s hebben gepleegd onder eerdergenoemde slachtoffergroepen?
Volgens het NIOD heeft deze herconceptualisering niet tot doel ‘het Nederlandse leed te bagatelliseren, zoals sommigen vrezen’. Die vrees is bij sommigen ontstaan omdat het NIOD de Bersiap heeft afgeschilderd als een periode waarover ‘veel onduidelijkheden en mythes’ bestaan. Een merkwaardige stelling als we alleen al de NIOD-ondergrens nemen van 5.500 doden op de 300.000 (Indische-) Nederlanders. We hebben het dan over bijna twee procent van die bevolkingsgroep. Omgerekend zouden dat bijna 200.000 slachtoffers zijn in Europees Nederland van die tijd. Dat aantal valt niet te bagatelliseren.
Een perspectief-benadering zal ‘onduidelijkheden’ over slachtofferaantallen niet weghalen, noch de ‘mythes’ (verkrachte vrouwen, martelingen en verminkte lijken) over het geweld ontkrachten. Ik zou zeggen, kom in de eerste plaats maar eens met een onderbouwde schatting van het aantal slachtoffers aan Nederlandse zijde.
Het NIOD bagatelliseert de Bersiap ook door een relatief gering aantal onderzoekers op deze periode te zetten. Het gaat daarmee ook en passant voorbij aan het feit dat het hoge aantal Bersiap-slachtoffers Nederland dwong om een aanzienlijke troepenmacht naar Indië te sturen. Niet om te rekoloniseren, daarvan is eind 1945 afgezien, maar om de dekolonisatie zo veilig mogelijk te laten verlopen. Hoewel dat natuurlijk ook maar een perspectief is (ironie!).
Wij kunnen niet anders dan toejuichen dat het NIOD wil komen tot ‘een scherper en completer inzicht (..) in het verloop van de gebeurtenissen en de dynamiek van geweld die vanaf augustus 1945 ontstond’. Maar dan ontkomt het logischerwijs niet aan ontsluiting van de Indonesische archieven en het Indonesische materiaal in Nederlandse archieven.
We willen toch ook graag het perspectief van de toenmalige tegenstanders te weten komen? Het NIOD weet echter ook dat die archieven in Indonesië gesloten zullen blijven. Het Indonesische leger gaat de voormalige vijand – en het eigen volk – geen openheid van zaken geven over de vaak bedenkelijke rol die het toen heeft gespeeld.
Het lijkt erop dat het NIOD het publiek onwetend wil houden van de leugens en de propaganda van het Indonesische leger, de Indonesische communisten of andere agitatoren van de revolutie. Hoewel dat in de ogen van het NIOD natuurlijk geen leugens zouden zijn, maar uitingen van een ander perspectief. Er is wel eens gezegd dat Nederland in Indië weliswaar de gewapende strijd heeft gewonnen, maar de propaganda-oorlog heeft verloren en dat zou nu wel eens voor de tweede keer kunnen gebeuren.
Het is mooi om zoals het NIOD zegt om je: ‘te proberen te verplaatsen in wat mensen bewoog, wat ze zagen en dachten, en welke ruimte ze daarvoor hadden, (daardoor) kun je meer inzicht krijgen in hun handelen.’ Zeker, maar bij de ene groep mensen gaat dat makkelijker dan bij de andere groep. Tijdens een voordracht in het kader van het dekolonisatie-onderzoek wees iemand ter staving van het gebruik van de term ‘excessief geweld’ op Nederlandse soldatenbrieven uit die tijd.
In het perspectief van sommige Nederlandse militairen zou het optreden van het Nederlandse leger vergelijkbaar zijn met dat van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Je kan je afvragen of die jonge Nederlandse militairen in 1945 daadwerkelijk op de hoogte waren van het nazi-optreden in bijvoorbeeld Polen of de USSR. Veel informatie daarover was er kort na de oorlog nog niet. Dus hoe zwaar weeg je zo’n perspectief? Maar die brieven roepen nog een andere vraag op. Zijn er ook brieven of dagboekaantekeningen van Indonesische militairen en militanten?
Schreven pemoeda’s, rampokkers en leden van laskar-eenheden brieven naar huis? Zijn die brieven bewaard gebleven? Je zou hun perspectief toch ook graag willen weten. Zouden er brieven bestaan in de trant van: ‘We hebben daar en daar zoveel vrouwen verkracht, zoveel mannen en kinderen in stukken gehakt en in putten gegooid.’ Die multiperspectiviteit lijkt me inderdaad gewenst.
Het NIOD: ‘de keuze voor multiperspectiviteit (is) tegelijk een principiële kwestie, als uitdrukking van een streven naar inclusiviteit, om eenzijdigheid waar mogelijk te vermijden en het perspectief van de verschillende historische actoren over het voetlicht te brengen.’
Een streven naar inclusiviteit, het hoge woord is eruit. Het NIOD wil postmodern af van begrippen als objectiviteit, waarheidsvinding, kwantificeerbaarheid, betrouwbaarheid. Nee, geschiedenis is een meerstemmig koor waarin alle stemmen zogenaamd evenveel waard zijn, maar de Indonesische stemmen net ietsje meer. Op voorhand weet ik al, deze partituur is het aanhoren niet waard.
Hans Moll, voorzitter Federatie Indische Nederlanders (FIN)
Bron: Veren of Lood