OPINIE (5 maart 2022) – De vrees dat het onderzoek ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’ eenzijdig de focus richt op Nederlands geweld en het Indonesische geweld grotendeels ignoreert, is bewaarheid geworden. Dat blijkt althans uit een eerste bestudering van het recent uitgekomen publieks- en overzichtsboek Over de Grens / Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Ook een Indonesische historicus meent trouwens dat in ieder geval het deelonderzoek Bersiap eenzijdig en dus onvolledig is.
Met de Bersiap duiden we de periode aan die volgt op de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring en aan ten minste zesduizend Nederlanders het leven kost.
Bij een oorlog zijn er minimaal twee strijdende partijen. Wanneer je die oorlog en het bijbehorende geweld serieus onderzoekt, zou je dus ook minimaal twee partijen in ogenschouw moeten nemen. Dat is helaas niet gebeurd. De focus van het onderzoek ligt voornamelijk op het Nederlandse geweld. In het onderzoek naar de Bersiap is slechts summiere aandacht voor de Indonesische partijen.
Het Bersiap-hoofdstuk is geschreven door Esther Captain en Onno Sinke en luidt Haat tegen vreemde elementen en hun medeplichtigen, extreem geweld in de eerste fase van de Indonesische revolutie 17 augustus 1945 – 31 maart 1946. Van extreem geweld is sprake wanneer burgers of gevangengenomen strijders worden vermoord buiten gevechtssituaties, en zonder ‘duidelijk militair doel of militaire noodzaak’.
Captain en Sinke zien de Bersiap vooral als een afrekening met de repressieve, koloniale bezetting. Volgens hen richt de Indonesische strijd zich tegen representanten van het koloniale bestuur, tegen mensen die rekolonisatie voorstaan en tegen mensen die de zojuist verklaarde Indonesische onafhankelijkheid bedreigen. Daarbij stimuleren werkloosheid en ‘beperkte toekomstperspectieven’ het geweld tegen de ‘bovenlaag’. Tenslotte zijn er gelegenheidsmotieven als misdaad, wraak, afgunst en sadisme.
Daarop valt weinig af te dingen. Interessant wordt het wanneer zij constateren dat de Bersiap-moorden gelijktijdig begonnen op Sumatra, Java en Sulawesi. Die gelijktijdigheid zou volgens de auteurs de indruk kunnen wekken van een centraal bevel, maar daarvoor hebben zij geen bewijs gevonden.Wel zou het geweld in sommige gevallen door hogerhand zijn gedoogd, soms aangemoedigd of zelfs lokaal in opdracht zijn uitgevoerd.
De auteurs beschrijven de Bersiap als een betrekkelijk statisch fenomeen: op deze plaats op dat moment zoveel mensen vermoord, daar zoveel. Uit niets blijkt dat zij de Bersiap zien als een zich geleidelijk ontwikkelend proces. Een proces waarin het Indonesische leger in wording niet alleen strijdt tegen de Nederlanders maar ook tegen Indonesische milities van communisten, separatisten, fanatieke moslims en criminele bendes.
Een uitgebreide studie volgt nog en het valt te hopen dat het boek over de Bersiap meer samenhang zal tonen en minder anekdotisch zal zijn als dit hoofdstuk in Over de Grens. Hopelijk zal de lezer zich in het nog te verschijnen Het geluid van geweld – Bersiap en de dynamiek van geweld tijdens de eerste fase van de Indonesische revolutie, 1945-1946 niet storen aan onwetenschappelijke ongerijmdheden als in dit hoofdstuk in Over de Grens staan.
Zo schrijven Captain en Sinke bijvoorbeeld dat de acties van de eerste KNIL-eenheden eind september begin oktober 1945 ‘bijdroegen aan het gebruik van grof geweld tegen Indonesische burgers door te schieten op alles wat in hun ogen verdacht leek’. Een voetnoot verwijst naar Limpach’s Brandende kampongs van generaal Spoor.
Limpach citeert in zijn boek een Britse historicus die zegt: ‘They shot at anything suspicious’.Captain en Sinke laten de aanhalingstekens weg. Daarmee verheffen ze de opmerking van iemand, waarvan wij niet weten of het zijn mening was of zijn waarneming, tot waarheid. In de journalistiek is dit not done, het tekent in ieder geval de anti-KNIL bias van Captain en Sinke.
Dat laatste vinden we ook terug in het vervolg: ‘De pemuda voelden nu de noodzaak om wapens in handen te krijgen.’ Dat suggereert dat, omdat de KNIL-eenheden lukraak op Indonesische burgers schieten, de pemoeda’s zich wel moeten bewapenen. Hadden die KNIL-eenheden dat niet gedaan, dan hadden de pemuda’s zich niet hoeven te bewapenen.
Met eenzelfde nonchalance melden Captain en Sinke dat Indonesische media in oktober 1945 berichten verspreidden over Nederlandse soldaten die zich schuldig maakten aan ‘roof, marteling en moord’. Helaas lezen we niets over de werkelijkheidswaarde van deze berichten. De vraag of het misschien oorlogspropaganda is, wordt niet gesteld.
Captain en Sinke nemen met eenzelfde nauwelijks onderbouwde stelligheid positie tegen het idee dat Nederland troepen stuurde naar Indië om een eind te maken aan de gruwelen van de Bersiap. Dat is niet zo, zeggen zij, want Nederland had al in 1942 besloten om troepen naar Indië te sturen om het land te herbezetten. “Het Nederlandse beleid was erop gericht zowel onder de Nederlanders als onder de Indonesiërs de indruk te wekken samen met Indonesië te werken aan de opbouw van het land. Het idee was daarom aanvankelijk om kalm te reageren op de Republiek Indonesië en gewelddadigheden van strijdgroepen”.
In 1942, als de Japanse bezetting van Indië een feit is, wil de regering in Londen dus al verbloemen dat Nederland uit is op rekolonisatie? Nederland wil de indruk wekken dat zij met de Indonesiërs wil samenwerken aan de opbouw van het land, en daarom zou Den Haag in 1945 ‘kalm’ reageren op de Proklamasi en het extreme geweld van de Indonesische strijdgroepen? Moeten wij daaruit begrijpen dat er informatie in Den Haag was over de Bersiap, maar dat die om politieke redenen onder het tapijt is geschoven? Interessant en belangwekkend en ik hoop dat dan ook dat dit te zijner tijd met deugdelijke feiten onderbouwd kan worden.
Voor de militaire voorlichtingsdienst in Indië bestaat er, aldus de onderzoekers, in 1946 in Indië slechts een kleine groep ‘kwaadwilligen’ in Indonesië tegen wie de Nederlandse militairen moeten optreden om ‘orde en rust’ te herstellen. Maar wanneer die militairen eenmaal aan land komen, aldus de onderzoekers, is de Bersiap al voorbij.
Dus vanaf augustus 1945 tot maart ‘46 is er wanorde en chaos (Bersiap) en dat is voorbij als in 1946 de militairen uit Nederland in Indië aankomen? Dan denk je toch onwillekeurig als dit waar is, zouden die eerste, lukraak schietende KNIL-eenheden misschien voor die orde en rust hebben gezorgd? Of is dat ‘orde en rust’-argument een propagandistische leugen van Den Haag geweest en zijn de Nederlandse soldaten bedot? Ook dat zou ik graag gedegen onderzocht zien.
Het moge duidelijk zijn dat ik kritiek heb op het onderzoek van Captain en Sinke; slordig, onsamenhangend, tendentieus, slecht onderbouwd etc. Maar mijn kritiek valt in het niet bij wat in het nawoord van het grote publieksboek staat. Daar schaart de Indonesische historicus Hilmar Farid zich impliciet achter het standpunt dat het onderzoek eenzijdig en onvolledig is.
‘De onderzoekers’, zegt Farid, ‘hebben hun blik voornamelijk gericht op officiële (Indonesische) publicaties, waaronder de serie Indonesië in de loop van de geschiedenis (Indonesia dalam arus sejarah) een serie die eigenlijk geen belangrijke rol meer speelt in het historisch discours in Indonesië’. Hij noemt een aantal publicaties die wel een belangrijke rol spelen in het huidige historische discours in Indonesië en zegt het ‘zeer te betreuren’ dat deze publicaties ‘volledig aan de aandacht van de onderzoekers zijn ontsnapt’.
Dat is jammer, want de studies waarnaar Farid verwijst kijken juist wel naar het geweld uitgeoefend door Indonesische strijdgroepen. Die studies zouden ook zeer kritisch staan tegenover het officiële, Indonesische historische narratief, aldus Farid.
Een dodelijke kritiek met verregaande consequenties van Farid in Over de Grens. Want, laat dit even tot u doordringen: in Indonesië bestaat er dus wel degelijk ruimte om kritisch te kijken naar de Indonesische kant van de dekolonisatie? Waarom is die ruimte dan niet benut door de Nederlandse onderzoekers? Of hebben de onderzoekers geen weet gehad van die kritische studies? Dat zou een ernstige ondermijning zijn van hun expertise. Of weten zij dit wel en hebben ze die kennis bewust terzijde geschoven? Dat zou getuigen van een ongekend staaltje vooringenomenheid.
Het moet gezegd, over de rest van Over de Grens is Farid positief. Maar een hernieuwd onderzoek naar de Bersiap lijkt op zijn plaats.
Hans Moll, voorzitter Federatie Indische Nederlanders (FIN)
Bron: Veren of Lood
Dit onderzoek is geen onderzoek. Ik heb de publicatie van kaft tot kaft gelezen en ben diep teleurgesteld. Zelden ben ik zulk broddelwerk tegengekomen. Wat deze ‘onderzoekers’ heeft bezield om zich met dit Jantje van Leiden er van af te kunnen denken maken is een groot raadsel. Wat een idiotie.
Dat Peter van den Broek namens FIN projectonderzoek gaat doen naar de bersiap is prima. Hij is daarvoor de juiste man, denk ik.
Toch schijnt het volgens wijlen de historicus Jan A. Somers, niet eenvoudig om te zoeken naar de verantwoordelijkheden. “Als jurist met kennis van staatkunde en volkenrecht weet ik dat het besluiten tot (juridische) verantwoordelijkheid in tijden van revolutie en chaos praktisch onmogelijk is. Op elk moment, en op elke plaats is de situatie anders.”
Het doet deugd te lezen dat u FIN’s keuze goed acht . Goede keuzes maken m.b.t. het verleden is vaak moeilijk. Zolang ze genomen worden vanuit een positief perspectief is de kans groot dat er iets positiefs uitkomt. Ik blijf daarom in afwachting van een positief resultaat .
Bij de presentatie over het aantal doden aan Nederlandse zijde tijdens de Bersiap-periode gaf onderzoeker Onno Sinke als resultaat :
-3723 geregistreerde of vastgestelde doden
-2000 doden die eind december 1949 als vermist geregistreerd werden
-ruim 125 doden waarvan de overlijdensdatum niet bekend is.
Conclusie van de onderzoekers Captain en Sinke: bijna 6000 slachtoffers
Zij baseren zich op analyse van verslagen van de OorlogsDienst Overledenen ODO en informatie beschikbaar bij de oorlogsgravendienst.nl
Tijdens en na de presentatievan Onno Sinke stelde ik de vraag of hij zijn gegevens had geverifieerd en hij antwoordde ontkennend.
Toch opmerkelijk, want het is best mogelijk zij, pardon hun gegevens te verifiëren. Dodelijke slachtoffers werden weliswaar onherkenbaar verminkt teruggevonden, maar door (Indonesische) getuigenverklaringen kon de identiteit van het slachtoffer vaak worden achterhaald. De ODO had in 1946 de wettelijke bevoegdheid gekregen slachtoffers ambtshalve dood te verklaren, , ook wanneer een lijk ontbrak, Dit was wel nodig want het kon gebeuren dat een weduwe/weduwnaar van een Bersiap slachtoffer wilde hertrouwen maar ook dat directe nabestaanden een beroep wilde doen op een weduwen- en wezenpensioen. Daarvoor was wel een officieel document nodig zoals een bewijs of Acte van Overlijden.
In een database tel ik tenminste 5.496 records van officieel geregistreerde slachtoffers van de Bersiap, in de Bijzondere Registers van de Burgerlijke Stand te Batavia. Tel ik de 2000 doden die eind december 1949 als “vermist” geregistreerd werden daarbij op, dan zijn er al meer dan 7000 Bersiap slachtoffers.
“Vermist” is tussen aanhalingstekens geplaatst want daarmee is ook iets vreemds aan de hand. Op de expositie “Revolusi” in het Rijksmuseum wordt een lijst van 121 slachtoffers getoond, die na vluchtig onderzoek tot minstens 165 slachtoffers kan worden uitgebreid, de zgn Sugar Factory-murders. Van dit aantal werden een 30-tal Actes van Overlijden vastgelegd bij de Burgerlijke Stand te Batavia.
Natuurlijk betekent dat niet dat de rest van de slachtoffers niet op beestachtige afgeslacht was. Aan groot deel van de slachtoffers werd geregistreerd door de Oorlogsgravenstichting en liggen in massagraven begraven op verschillend erebegraafplaatsen in het huidige Indonesië, een onweerlegbaar bewijs van de z.g.n. “Vermisten”.
Het cijfer van 7000 Bersiap slachtoffers lijkt een ondergrens te zijn. De befaamde Amerikaanse onderzoeker W.H. Frederick had het over meer dan 8000 vastgestelde doden en een aantal van 11262 lijkt volgens hem niet ongeloofwaardig. Let wel er bestaat ook een Bijzonder Register van Bersiap slachtoffers te Soerabaja. Daarbij dienen de “Vermisten”van Frederick opgeteld te worden en dan komt hij op een aantal van tussen de 20.000-30000 slachtoffers. een educated guess.
De vraag is of een betrouwbaar aantal van doden en vermisten van de Bersiapperiode kan worden vastgesteld Uit onderzoektechnische redenen beperk ik me tot (Indo-)Europeanen, christelijke Indonesiers zoals Ambonezen, Menadonezen en Chinezen. Luister ik naar de al eerder opgemerkte Amerikaanse onderzoeker W.H. Frederick dan is een systematische en kwantitatieve benadering van het vraagstuk mogelijk met andere woorden, zijn calculated guess is meer calculated dan guess.
De vraag over een vervolgonderzoek om niet alleen het juiste aantal maar ook de ware identiteit van de slachtoffers van de Bersiap vast te stellen, mogen de onderzoekers Captain en Sinke bij de presentatie van hun boek op 2 Juni beantwoorden. Want het gaat tenslotte om duizenden mensen die tot nu toe nooit de erkenning voor hun leed hebben gekregen. Ook Politiek Den Haag, in het bijzonder de verantwoordelijke Minister mag erover nadenken, hoe duizenden Bersiap slachtoffers op gepaste wijze herdacht kunnen worden. Dat is pas Hormat betuigen.
De bersiap vond dus plaats tijdens het gezag van de Indonesische regering. Dat deze te zwak was voor het uitoefenen van gezag, is een ander verhaal. Nederland staat in ieder geval volledig buiten de bersiap, de Nederlandse troepen kwamen pas ongeveer half maart 1946 in Indie. De bersiap was toen al voorbij. (Bron: J.A.S.)
Best tragisch om te zien hoe vaak de gewaardeerde heer Somers er naast zat. Veel van zijn analyses zijn wellicht populair in bepaalde kringen, maar blinken nogal uit in onvolledigheid en kortzichtigheid. Zo ook de bewering dat Nederland niets van doen had met de Bersiap. Ik weet eigenlijk niet waar ik moet beginnen. De analyse van de heer Somers is namelijk gestoeld op zoveel verkeerde aannames. Ik ben de Nederlandse militairen in ieder geval zeer dankbaar dat ze de rust en orde hebben hersteld.
Met de overgave van Japan kwam er vanuit de geallieerden een order tot handhaving van de status quo. Voor Nederlands-Indie betekent het terugkeer naar de toestand van voordat de oorlog uitbrak, De geallieerde bevelhebbers waren bezorgd over de discipline van de Japanse legers in de landen die bezet waren geweest door Japanners en miljoenen bevolkingen omvatten. Voorkomen moest worden dat de plotselinge capitulatie van Japan (bij afwezigheid van SEAC-troepen) tot ernstige ongeregeldheden zou leiden. Daarop heeft Nederland (in Koninkrijksverband) zijn troepen gezonden. Niet vanwege de bersiap., maar vanwege de status quo.
(Bron: St. Gastdocenten WOII).
Het valt te prijzen dat u het in ieder geval zelf wel gelooft, maar uw ‘argumenten’ zijn weinig overtuigend.
Volgens Indonesisch perspectief was Indonesie vanaf 17 augustus 1945 een staat. Volgens het Volkenrechtelijk perspectief was Nederlands-Indie krachtens de Japanse capitulatie een gebiedsdeel van het Koninklijk (der Nederlanden). Waar de zelfverklaarde Republiek Indonesie als National Liberation Movement (NLM) effectieve control uitoefende. Het gaat voor de zelf uitgeroepen staat om verantwoordelijkheid voor het gezag in de gebieden under effective control (“zaakwaarneming”), 1) Hiervoor moet sprake zijn van een territoir (dat is ok), 2) Er is sprake van een op dat territoir levende bevolking. ok, 3) Er is effectief en daadwerkelijk gezag over die bevolking. Over dat laatste punt faalt het Indonesisch gedag. Wat deed dat gezag tegen die moordpartijen? Wat deed het gezagsorgaan, de politie, tegen die moordpartijen. Als het verantwoordelijk gezag niets doet tegen een misdrijf is dat op zichzelf ook een misdrijf. Dit kan in de geschiedenis benadrukt worden. (Bron: J.A.S.)
Volledig met Hans Moll eens. Maar laat dit onderzoek dan aub uitvoeren door echt onafhankelijke onderzoekers ipv deze engnekken.
Ik blijf mij er altijd over verbazen dat men in het buitenland over de Bersiap gewoon zegt waar het op staat (namelijk een genocide), maar men in Nederland altijd alles aangrijpt om deze Indonesische terreur op Nederlanders te bagatelliseren.
Zo is dat, en je kan je afvragen waarom. De enige verklaring die ik kan bedenken is de dwaze WOKE-mindset die alle objectieve en integere analyse onmogelijk blijkt te maken. Maar de huidige generatie jonge academici is blijkbaar in deze mindset gebrainwasht en grootgebracht. Jammer dat ze niet voor zichzelf hebben leren denken.
Deels eens. Aan de andere kant speelt dit al langer dan de woke gekte. Er lijkt mij dus meer aan de hand…
Ze mogen hun huiswerk overdoen, die “Indië-onderzoekers” . Ditmaal verwachten we een gedegen en objectief onderzoek maar ik betwijfel sterk of ze deskundig genoeg zijn om hun Woke-vooringenomenheid te kunnen overstijgen. Hetgeen ze in het verleden hebben laten zien was zodanig pover en onprofessioneel dat ik er niet veel van verwacht. Hun enige garantie voor kwaliteit lijkt wel te zijn “dat ze er jaren aan gewerkt hebben”. Nou, moe!