De Tweede Wereldoorlog in Azië, ook wel de Pacifische Oorlog genoemd, was een imperialistische oorlog, die het Japanse Keizerrijk als Asmogendheid tussen 7 september 1941 en 15 augustus 1945 in Oost-Azië en de Grote Oceaan voerde.
Op 7 december 1941 viel Japan, zonder officiële oorlogswaarschuwing, met een verrassingsbombardement de Amerikaanse marinebasis Pearl Arbor op Hawaï aan. Het doel was de belangrijkste tegenstander militair te verzwakken. De volgende dag, op 8 december 1941, verklaarde Nederland aan Japan de oorlog.
In de nacht van 10 op 11 januari 1942 viel Japan het toenmalige Nederlands-Indië aan, waarbij Menado op Celebes en het olierijke eiland Tarakan aan de oostkust van Borneo werden veroverd. Na de door Japan gewonnen Slag in de Javazee op 27 februari 1942, kon zij vrijwel ongehinderd Java bezetten.
Op 8 maart 1942 moest het Koninklijk Nederlandsch–Indisch Leger (KNIL) officieel capituleren en begon de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Op Sumatra bleef generaal Overakker met zijn troepen dapper doorvechten en ook op Java, Timor en Nieuw-Guinea werd het guerrillaverzet ingezet.
Eind maart 1942 waren de belangrijkste eilanden alsnog door Japan bezet. Tijdens de bezetting werden ruim 42.000 (Indisch-)Nederlandse militairen van de Koninklijke Marine (KM) en het KNIL krijgsgevangen gemaakt en onder erbarmelijke omstandigheden opgesloten in Jappenkampen.
De Indonesische KNIL-soldaten konden een collaboratieverklaring tekenen en dienst doen als Japanse hulpsoldaat (heiho). Enkele honderden christelijke militairen – vooral Ambonezen, Timorezen en Menadonezen – weigerden dit. Ook zij kwamen terecht in Jappenkampen.
De internering van Indische Nederlanders, specifiek Indo-Europeanen, was plaatsgebonden. In de Buitengewesten werd direct de gehele (Indo-)Europese burgerbevolking opgesloten, terwijl dit op Java gefaseerd verliep. Hierdoor moest een grote groep lange tijd als Buitenkampers zien te overleven.
(Krijgs)gevangenen werden ook ingezet als dwangarbeiders, bijvoorbeeld aan de beruchte Dodenspoorwegen, zoals de Birma-Siam spoorlijn tussen Myanmar en Thailand, en de Pakanbaroe spoorlijn op Sumatra, of in (oorlogs)fabrieken en mijnen diep in Japan, maar ook als Troostmeisjes.
In totaal zouden er tijdens de Tweede Wereldoorlog in Azië naar schatting 25.000 (Indische) Nederlanders in gevangenschap om het leven zijn omgekomen. Hoeveel doden er onder de Buitenkampers zijn gevallen is geheel onduidelijk. Ook het aantal doden onder de inheemse bevolking is onbekend.
Vanaf 1944 wisten de Amerikanen steeds meer gebieden op Japan te heroveren. Eind juli 1945 stelde de geallieerden in de Verklaring van Potsdam een ultimatum aan Japan en riepen zij tevergeefs op tot onvoorwaardelijke overgave. Het alternatief voor Japan was “een onmiddellijke en totale vernietiging”.
Pas nadat de Amerikanen atoombommen gooiden op Hiroshima en Nagasaki en de Sovjet-Unie Japan de oorlog verklaarde, werd de Japanse tennō Hirohito gedwongen om, op voorwaarde dat hij als vorst mocht aanblijven, zich over te geven. Op 15 augustus 1945 maakte de keizer de capitulatie van Japan bekend.
Nederlands-Indië was daarmee ‘vrij’, maar voor veel (Indische) Nederlanders betekende het geen einde aan oorlog. Twee dagen later, op 17 augustus 1945, riep Soekarno de Republiek Indonesië uit. Het vormde het startsein van de bloedige Bersiap.
Zie ook: Bersiap.